mw. mr. N.C. Bouman-de Vos (Nicole) | 8 augustus 2017
Hoe kindgebonden is het kindgebonden budget?
Het kindgebonden budget houdt advocaten en rechters in alimentatieland al sinds 2015 behoorlijk bezig. Dit komt onder meer omdat er in de wet geen uitgewerkte regels zijn vastgelegd over hoe de kinder- en partneralimentatie te berekenen. De wet bepaalt alleen in haar algemeenheid dat de alimentatie wordt bepaald aan de hand van de behoefte van de alimentatiegerechtigde (kind of ex-partner) en de draagkracht van de alimentatieplichtige (ouder of ex-partner). Wel bestaat er sinds jaren vanuit de rechtspraak een Expertgroep Alimentatienormen dat jaarlijks een rapport met aanbevelingen (het Trema rapport) publiceert. In de regel worden deze aanbevelingen veelal door de rechters gevolgd, maar omdat het geen wet betreft maar slechts aanbevelingen kunnen rechters er van afwijken omdat rechters deze vrijheid hebben. Dit kan er toe leiden dat verschillende rechters/rechtbanken/gerechtshoven andere visies ontwikkelen over concrete toepassingen van de alimentatienormen, zeker als de normen zelf niet duidelijk zijn. M.b.t. het gros van de normen is dit niet het geval, maar de kwestie van het kindgebonden budget heeft wel tot de nodige verdeeldheid geleid. Om deze reden is de Hoge Raad, het hoogste rechtsorgaan van Nederland, inmiddels in korte tijd meerdere malen om duidelijkheid gevraagd. Ook zeer recent nog, reden voor onderhavige update.
Historie
Eerst zal kort worden ingegaan op de intrede van het kindgebonden budget in het alimentatierecht. Tot 1 januari 2008 was er voor ouders een tegemoetkoming middels een speciale heffingskorting bij het bepalen van de inkomstenbelasting. In 2008 is het losgekoppeld van de inkomstenbelasting en een kindertoeslag geworden. Vanaf 2009 is de kindertoeslag vervangen door het kindgebonden budget. Het kindgebonden budget hangt af van het aantal kinderen in een huishouden en het inkomen en vermogen van het gezin. Feitelijk is het een aanvulling op de kinderbijslag. De kinderbijslag is echter niet inkomensafhankelijk en dus een vast bedrag. Hierdoor was het mogelijk de kinderbijslag in de behoeftetabellen voor kinderalimentatie (tabellen ontwikkeld door het Nibud aan de hand van de leeftijd van het kind, het aantal kinderen en het gezinsinkomen) te verwerken. Dit geldt niet voor het kindgebonden budget.
De eerste jaren heeft het kindgebonden budget in de alimentatienormen een plaats gekregen door het mee te nemen bij de berekening van de draagkracht van de verzorgende ouder (in de regel heeft de verzorgende ouder de aanspraak op het kindgebonden budget omdat het is gekoppeld aan het recht op kinderbijslag), net als de kinderkorting en de alleenstaande ouderkorting. Immers, omdat er voor de kinderalimentatie een draagkrachtvergelijking plaats moet vinden, dient ook de draagkracht van de alimentatiegerechtigde ouder te worden berekend. Het kindgebonden budget werd feitelijk als klein netto inkomen gezien.
Per 1 januari 2013 is deze visie van de Expertgroep echter verlaten en werd het kindgebonden budget niet meer meegenomen bij de draagkracht maar verminderde het kindgebonden budget de behoefte aan kinderalimentatie. Het behoeftebedrag dat volgde uit de behoeftetabellen werd verminderd met de aanspraak op kindgebonden budget van de verzorgende ouder na scheiding. De aanspraak die al bestond op kindgebonden budget voor de scheiding werd echter eerst opgeteld bij het gezinsinkomen om de behoefte te bepalen. Per 1 april 2013 werd eveneens een andere wijze van berekening van de draagkracht voor kinderalimentatie ingevoerd waardoor de draagkracht meer forfaitair werd bepaald en er nog weinig ruimte is voor het opvoeren van specifieke lasten.
De omslag van de Werkgroep in 2013 m.b.t. het kindgebonden budget verliep redelijk geruisloos en leidde niet tot opzienbarende rechtspraak. Dit werd anders in 2015. Per 1 januari 2015 zijn de fiscale regels drastisch veranderd. Zo werd het fiscaal voordeel kinderalimentatie voor de alimentatieplichtige niet-verzorgende ouder afgeschaft, maar ook de alleenstaande ouderkorting voor de verzorgende ouder. In plaats van dit laatste werd het kindgebonden budget voor de alleen staande ouder verhoogd met een alleenstaande ouderkop. En juist de kinderalimentatiegerechtigde ouders zijn na scheiding vaak alleenstaande ouders. De posten kindgebonden budget werden dus aanzienlijk hoger, waardoor ook meer discussie ging ontstaan over bij welke ouder een kind in te schrijven.
Hoge Raad 9 oktober 2015
Met onverkorte toepassing van de alimentatienormen m.b.t. het kindgebonden budget werd in veel gevallen de behoefte van de kinderen flink verlaagd (het bedrag aan zorgkorting hierdoor overigens ook), waardoor de alimentatiebedragen ten gunste van de alimentatieplichtige niet-verzorgende ouders ook lager werden. Deze uitwerking leidde tot verdeeldheid onder de rechters. Want was het wel de bedoeling dat een overheidsbijdrage zou leiden tot een lastenverlichting van de alimentatieplichte ouders zodat de onderhoudsplicht zo in feite meer bij de overheid zou komen te liggen, terwijl het ook niet per se zo was dat dat de positie van de alimentatiegerechtigde verzorgende ouders zoveel beter was geworden daar per 2015 voor hen andere (fiscale) tegemoetkomingen zijn komen te vervallen? De Hoge Raad is om uitsluitsel gevraagd.
De Hoge Raad heeft op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan. De Hoge Raad stelde vast dat de alleenstaande ouderkop een aantal andere van overheidswege tegemoetkomingen heeft vervangen en dat de wetgever hiermee een aanvullende inkomensondersteuning heeft beoogd voor de alleenstaande ouder en een tegemoetkoming in de kosten van de kinderen. Voorts benadrukt de Hoge Raad de wettelijke verantwoordelijkheid van de ouders in de voorziening in de behoefte van de kinderen. Daarom dient het kindgebonden budget niet de behoefte te verminderen, maar de draagkracht van de verzorgende ouder te verhogen. Dit geldt niet alleen voor de alleenstaande ouderkop, maar voor het algehele bedrag aan kindgebonden budget.
Door deze uitspraak kwam feitelijk de lijn m.b.t. het kindgebonden budget terug van voor 1 januari 2013. Dit leidde destijds tot veel onrust en veel wijzigingsprocedures daar de uitspraak ook gevolgen had voor de reeds vastgestelde alimentatiebedragen. Uitwerking van de verhoging van de draagkracht kwam neer op het verhogen van het inkomen met het kindgebonden budget en hier de sinds 1 april 2013 ingevoerde draagkrachtformule op los te laten. Door de verhoogde draagkracht van de alimentatiegerechtigde verzorgende ouder kan dit wel effect hebben op de hoogte van de kinderalimentatie, maar in mindere mate dan wanneer er sprake zou zijn van vermindering van de behoefte.
Overigens blijft het kindgebonden budget van voor de scheiding wel relevant voor de vaststelling van de behoefte omdat het bij het gezinsinkomen wordt gerekend.
De kous was hiermee nog niet af, want al snel kwamen er meer vragen naar boven. Voor wiens rekening is het verlies aan kindgebonden budget voor de alimentatiegerechtigde verzorgende ouder die met een nieuwe partner gaat samenwonen? Hoe om te gaan met een aanspraak kindgebonden budget dat door de Belastingdienst niet wordt uitbetaald wegens verrekening met een fiscale schuld?
Hoge Raad 7 juli 2017
Maar vooral speelde de volgende vraag. Als het kindgebonden budget als inkomen wordt meegeteld voor de berekening van draagkracht voor kinderalimentatie dient het dan ook als inkomen te worden meegenomen bij de berekening van de behoefte aan partneralimentatie? Over deze vraag heeft de Hoge Raad zich recent gebogen in de uitspraak van 7 juli 2017.
De Hoge Raad constateerde in de eerste plaats dat de hoogte van het kindgebonden budget juist afhangt van de door de alimentatiegerechtigde te ontvangen partneralimentatie, omdat de aanspraak afhankelijk is van de hoogte van het inkomen en partneralimentatie fiscaal een vorm van inkomen is. Hoe hoger de partneralimentatie hoe lager de aanspraak op kindgebonden budget. Hierdoor heeft het kindgebonden budget slechts een subsidiair/aanvullend karakter. Hierdoor is het kindgebonden budget feitelijk gelijk te zien als zorgtoeslag en huurtoeslag. Deze toeslagen verminderen de behoefte aan partneralimentatie niet, omdat het niet de bedoeling is dat de verantwoordelijkheid voor de voorziening in de behoefte van de alimentatiegerechtigde in hoofdzaak bij de overheid komt te liggen in plaats van de alimentatieplichtige ex-partner.
Voorts overweegt de Hoge Raad dat het kindgebonden budget is bedoeld ter ondersteuning in de kosten van de kinderen, waardoor het geen rol mag spelen bij de vraag in hoeverre er reeds in de kosten van de ouder wordt voorzien. Andersom zou de alimentatieplichtige die zelf kindgebonden budget ontvangt dit ook niet hoeven aan te wenden voor de kosten van de alimentatiegerechtigde ex-partner, althans werkt dit niet draagkrachtverhogend voor de partneralimentatie. In beide situaties wordt het niet anders als het aandeel in de kosten van de kinderen van diegene die het kindgebonden budget ontvangt lager uitvalt dan het bedrag aan kindgebonden budget.
“ Waar het kindgebonden budget ertoe strekt bij te dragen in de kosten van kinderen en, in voorkomend geval, het inkomen van de alleenstaande ouder met het oog op die kosten te ondersteunen, dient de bijdrage ook geheel voor dat doel te worden aangewend, ook voor zover het kindgebonden budget het aandeel van de ontvangende ouder in de kosten van de kinderen overtreft. Dat is ook daarom gerechtvaardigd, omdat zowel de kosten van kinderen, als het aandeel van ouders daarin (het laatste op basis van het netto gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan van de ouders) forfaitair plegen te worden vastgesteld en de werkelijke kosten hoger kunnen zijn.”
De Hoge Raad concludeert aldus dat het kindgebonden budget buiten beschouwing dient te blijven bij de vaststelling van de behoefte aan partneralimentatie.
Conclusie
Ik ben van mening dat de Hoge Raad in de laatste uitspraak weliswaar wat duidelijkheid heeft verschaft voor wat bereft de partneralimentatie. Echter, geheel logisch is de laatste uitspraak niet en de uitspraken van 2015 en 2017 lijken haaks op elkaar te staan.
Zowel op de behoefte aan kinder- en partneralimentatie komt het kindgebonden budget niet in mindering volgens de uitspraken. Dat dit ook niet de bedoeling is van de wetgever omdat de verantwoordelijk voor de kosten bij de wettelijke alimentatieplichtigen dient te liggen in plaats van de overheid is nog te volgen, maar de rederingen voor het overige minder. Uit de laatste uitspraak volgt dat het kindgebonden budget geheel voor de kosten van de kinderen moet worden ingezet, maar volgens de uitspraak van 2015 hoefde het niet rechtsteeks voor de kosten van de kinderen te worden ingezet en mag het niet worden meegenomen bij de bepaling van de behoefte van de kinderen, waar dit feitelijk wel het geval is bij de kinderbijslag (alleen is dit niet zichtbaar omdat dit al in de behoeftetabellen is geconverteerd) wat ook een tegemoetkoming van de overheid betreft. Op grond van de uitspraak van 2015 moet het kindgebonden budget voor de bepaling van de kinderalimentatie wel tot het inkomen worden gerekend, maar dit geldt niet bij de bepaling van de partneralimentatie op grond van de uitspraak van 2017. Is de Hoge Raad nu feitelijk teruggekomen op de uitspraak van 2015?
De laatste ontwikkeling biedt naar mijn mening rechtsonzekerheid en voer voor meer procedures. Temeer omdat de uitspraken al of niet terecht in het algemeen meer ten gunste van de alimentatiegerechtigde uitvallen, hetgeen een gevoel van onrechtvaardigheid bij de alimentatieplichtige teweeg brengt en er zelfs situaties kunnen ontstaan dat de alimentatiegerechtigde onder de streep een hoger besteedbaar inkomen kan overhouden dan de alimentatieplichtige mede gezien het feit dat voor de alimentatieplichtige het fiscale voordeel voor kinderalimentatie is komen te vervallen en het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders best hoog kan uitvallen. Dit gegeven kan als verweer tegen een te hoog bedrag aan partneralimentatie worden opgevoerd.
Kortom, in de afgelopen jaren zijn er veel ontwikkelingen geweest m.b.t. de alimentatieregels waardoor bestaande alimentatiebedragen mogelijk niet meer in overeenstemming zijn met de wettelijke maatstaven en aanpassing noodzakelijk kan zijn. Voor een beoordeling en herberekening van uw oude alimentatie en een eventuele herzieningsprocedure bij de Rechtbank bent u bij de familierechtadvocaten van Ariens Schoonderbeek Advocaten in ieder geval aan het juiste adres.
mw. mr. N.C. bouman-de vos (nicole)
familierecht | erfrecht | overeenkomstenrecht
Nicole is in 2005 in twee studies, Nederlands Recht en Notarieel Recht, afgestudeerd aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Tijdens haar studie heeft zij bij een rechtswinkel gewerkt waar de liefde voor het vak is ontstaan. Sedert 2011 is zij werkzaam bij Ariëns Advocaten Amersfoort.
Bestuurders niet aansprakelijk voor schade wegens non-conformiteit mondmaskers
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 25 maart 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Tijdens de coronacrisis aan de Nederlandse Staat geleverde mondmaskers blijken non-conform. De Staat wil dat de leverancier ruim € 43 miljoen terugbetaalt, maar dat gebeurt niet. De Staat stelt de bestuurders van de leverancier aansprakelijk
Concurrentiebeding wordt ingeperkt
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 25 maart 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een concurrentiebeding staat vaak standaard in arbeidsovereenkomsten – zelfs als van bescherming van de concurrentiepositie van het bedrijf geen sprake is. Dat belemmert werknemers om makkelijk over te stappen. Daarom wil de regering de mogelijkheden
Gedupeerden van mogelijke beleggingsfraude zien vele miljoenen verdampen
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 19 maart 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Enkele beleggers zien hun bij een vrouw in beheer gegeven miljoenen in rap tempo verdampen, nadat zij is gearresteerd op verdenking van onder meer oplichting. In kort geding eisen zij dat de Staat de vrouw tijdelijk weer laat handelen om de verliezen
Verzoek tot wedertewerkstelling afgewezen; beide partijen schuldig aan conflict
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 19 maart 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een vrouw werkt al ruim 35 jaar voor een winkel die in handen is van haar broer en zoon. Ze is arbeidsongeschikt en in conflict met haar zoon. Daardoor kan ze niet re-integreren. Ze eist nu in kort geding bij de kantonrechter van de rechtbank
Geen vereenzelviging van aandeelhouder met bv
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 12 maart 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Een leninggever leent een bedrag aan een besloten vennootschap (bv). Hij sluit ook een privélening met de directeur en enig aandeelhouder van deze bv. Bij die privélening wordt geen termijn voor terugbetaling afgesproken. Tegelijkertijd
Verwijtbaar gedrag tijdens ziekte kan ontbinding arbeidsovereenkomst in de weg staan
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 12 maart 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een werknemer liegt en bedriegt. De werkgever wil van hem af. Maar omdat dit gedrag is vertoond tijdens zijn arbeidsongeschiktheid (depressie), geldt een opzegverbod. De man kan dan niet worden ontslagen.
Een werkgever vraagt de kantonrechter
Werkgever had voor re-integratie eerst mediation moeten proberen
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 1 maart 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een werkgever wil dat een werknemer meewerkt aan zijn re-integratie na ziekte door een arbeidsconflict en vraagt de rechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden als de man weigert. Volgens de rechtbank Limburg had de werkgever hem echter eerst
Bedrijf mocht medewerker niet aanzetten tot overtreding anti-ronselbeding
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 27 februari 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Een anti-ronselbeding, dat vaker in arbeidsovereenkomsten staat, betekent dat een vertrokken werknemer oud-collega’s niet mag benaderen om ook over te stappen. Deze werknemer deed dat toch, en moet een boete betalen. Ook de nieuwe werkgever heeft
Politieke berichten van werknemer op LinkedIn geen reden voor ontslag
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 27 februari 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een werknemer plaatst twee berichten op LinkedIn over het conflict tussen Hamas en Israël. De werkgever stuurt direct aan op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar handelt daarmee volgens de kantonrechter ‘ernstig verwijtbaar’.
Een vrouw werkt
Minderheidsaandeelhouders moeten ‘redelijke’ vergoeding krijgen voor hun aandelen
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 20 februari 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Een meerderheidsaandeelhouder, die meer dan 95 procent van de aandelen houdt, kan minderheidsaandeelhouders dwingen hun aandelen over te dragen. Maar dan moeten zij wel een ‘reële en redelijke’ prijs krijgen. Dat is in deze zaak niet het geval.
Een
CONTACTGEGEVENS
Ariëns Advocaten Amersfoort
E info@ariensadvocaten.nl
T (033) 463 77 27
F (033) 461 51 40
Adres
Stadsring 75
3811 HN Amersfoort