mw. mr. D. Vrolijks (Ditte) | 5 november 2018

WIJZIGING VAN OVEREENGEKOMEN PARTNERALIMENTATIE

In artikel 1:401 lid 1 BW is bepaald dat een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij rechterlijke uitspraak kan worden gewijzigd wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Cruciaal voor het welslagen voor een wijziging van een overeengekomen  partneralimentatie zijn in deze wettelijke bepaling het woord ‘nadien’ en het begrip ‘wettelijke maatstaven’.  Dit vraagt om een nadere uitleg.

Wettelijke maatstaven
De wettelijke maatstaven voor het vaststellen van partneralimentatie zijn: behoeftigheid, behoefte en draagkracht. Van behoeftigheid is sprake als iemand geen of onvoldoende inkomsten verwerft om in eigen levensonderhoud te voorzien en redelijkerwijs niet in staat is om zich deze inkomsten te verwerven. Behoefte ziet op het bedrag dat een onderhoudsgerechtigde redelijkerwijs nodig heeft om het eigen levensonderhoud te kunnen bekostigen. Uitgangspunt bij het bepalen van de behoefte is het gezinsinkomen, waarmee de kosten van het dagelijks ‘droogje en natje’ vóór de echtscheiding werden betaald. De financiële draagkracht bepaalt ten slotte de omvang van het bedrag dat een onderhoudsplichtige kan betalen ten behoeve van een ex-partner.

Afwijken van de wettelijke maatstaven
Partijen kunnen in een alimentatie-overeenkomst welbewust afwijken van de wettelijke maatstaven. Zo kunnen zij bijvoorbeeld afspreken dat de eigen inkomsten van een onderhoudsgerechtigde niet in mindering strekken op de behoeftigheid. Of dat een wijziging van het inkomen van de onderhoudsplichtige de draagkracht niet beïnvloedt.

Als er sprake van is dat partijen in de alimentatie-overeenkomst bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven, is volgens de uitspraak van de Hoge Raad van 18 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3635) géén wijziging van alimentatie mogelijk als de wijzigingsgrond ziet op (één van de) omstandigheden, waarvan bewust is afgeweken toen de overeenkomst werd gesloten.

In de procedure die tot voornoemde uitspraak heeft geleid, waren partijen bewust afgeweken van de wettelijke maatstaven ten aanzien van de bonussen van de man, de aflossing op de schulden en het nadeel dat de partneralimentatie fiscaal niet aftrekbaar zou blijken. Ook wat de behoefte en behoeftigheid betreft waren partijen bewust afgeweken van de wettelijke maatstaven. Partijen waren echter wél uitgegaan van een bepaald inkomen van de man en van zijn toen bestaande persoonlijke situatie.

Nà het sluiten van de overeenkomst was de alimentatieplichtige veranderd van baan, hetgeen een inkomensdaling tot gevolg had. Zijn kosten waren daarentegen toegenomen als gevolg van veranderingen in zijn gezinssituatie. Logischerwijze wilde de alimentatieplichtige de eerder met zijn ex-partner overeengekomen alimentatie wijzigen aldus, dat deze zou worden verlaagd.

Hoge Raad, 18 december 2015
Eerst in 2015 werd met voornoemde uitspraak van de Hoge Raad pas echt duidelijk, dat

  • de enkele omstandigheid, dat partijen op specifieke punten bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven, niet rechtvaardigt om aan te nemen dat zij ook ten aanzien van de overige posten bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven;
  • de gevolgen die een afwijking van de wettelijke maatstaven met zich brengt, niet verder uitstrekken dan tot hetgeen partijen zijn overeengekomen;
  • de door partijen overeengekomen inbreuk op de wettelijke maatstaven niet ruimer moet worden uitgelegd dan de alimentatie-overeenkomst noodzakelijk meebrengt.

Hoge Raad, 18 december 2015
Eerst in 2015 werd met voornoemde uitspraak van de Hoge Raad pas echt duidelijk, dat
de enkele omstandigheid, dat partijen op specifieke punten bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven, niet rechtvaardigt om aan te nemen dat zij ook ten aanzien van de overige posten bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven;

  • de gevolgen die een afwijking van de wettelijke maatstaven met zich brengt, niet verder uitstrekken dan tot hetgeen partijen zijn overeengekomen;
  • de door partijen overeengekomen inbreuk op de wettelijke maatstaven niet ruimer moet worden uitgelegd dan de alimentatie-overeenkomst noodzakelijk meebrengt.

Kortom: een wijziging van overeengekomen partneralimentatie is alleen dan niet mogelijk, als de wijziging ziet op specifieke punten ten aanzien waarvan bij het sluiten van de overeenkomst bewust is afgeweken van de wettelijke maatstaven. Ziet de gewenste wijziging niet op deze specifieke overeengekomen afwijking, dan is wijziging in beginsel gewoon mogelijk.

De uitkomst van HR 18 december 2015
Voor zover de alimentatieplichtige aan zijn wijzigingsverzoek ten grondslag had gelegd de specifiek overeengekomen afwijkingen, zoals

  • de verdiencapaciteit van de onderhoudsgerechtigde;
  • het buiten beschouwing laten van zijn bonussen bij de beoordeling van zijn financiële draagkracht;
  • het buiten beschouwing laten van zijn aflossingen op de huwelijkse schulden bij de beoordeling van zijn financiële draagkracht;
  • het buiten beschouwing laten van het ontbreken van de fiscale aftrekmogelijkheid van de door hem betaalde partneralimentatie bij de beoordeling van zijn draagkracht,

werd zijn wijzigingsverzoek afgewezen en behoefde er geen inhoudelijke beoordeling te worden gemaakt.

De alimentatieplichtige had echter aan zijn wijzigingsverzoek óók een aantal niet specifiek overeengekomen afwijkingen ten grondslag gelegd, zoals

  • het aangaan van een nieuwe relatie;
  • de geboorte van twee kinderen uit die relatie;
  • de verandering van werkkring,

op basis waarvan zijn wijzigingsverzoek wel degelijk inhoudelijk beoordeeld had moeten worden.

De uitkomst van de beschikking van de HR is dat ten aanzien van die omstandigheden, voor zover duidelijk uit de uitspraak, niet bewust is afgeweken van de wettelijke maatstaven en dat van die omstandigheden thans eerst beoordeeld moet worden of zij een voor de draagkracht relevante wijziging van omstandigheden opleveren. Ik merk op dat deze wijziging van opvatting geen rekening houdt met het geheel van de overeenkomst waarvan de partneralimentatie deel uitmaakt en voorts veronderstelt dat, soms jaren later, vrij nauwkeurig bepaald kan worden in welk opzicht wel en in welk opzicht niet is afgeweken van de wettelijke maatstaven.

In dat geval was volgens jurisprudentie van de Hoge Raad wijziging van de overeenkomst slechts mogelijk, indien de verzoeker die wijziging verzoekt, stelt en de rechter aannemelijk oordeelt dat na het tot stand komen van de overeenkomst een wijziging van omstandigheden is ingetreden die meebrengt dat de wederpartij, in het licht van alle dan bestaande omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten (HR 23 oktober 1987, NJ 1988/438, m.nt. E.A.A. Luijten, ECLI:NL:HR:1987:AD0015). Deze rechtspraak is steeds zo opgevat dat als aannemelijk is geworden dat in de alimentatie-overeenkomst in bepaald opzicht is afgeweken van de wettelijke maatstaven, dan ten aanzien van de gehele alimentatie-overeenkomst geen wijziging meer mogelijk is dan op grond van het strenge criterium dat de HR in 1987 heeft geformuleerd. Uit de uitspraak van de HR van 1987 blijkt dat de achtergrond van deze rechtspraak is dat partners vrijheid hebben om de financiële gevolgen van hun echtscheiding zelf te regelen. Een wijziging van de uitkering zal dan ook zoveel mogelijk moeten aansluiten bij wat partijen bij hun overeenkomst voor ogen stond. Daarbij zal de rechter mede dienen te letten op het verband dat kan zijn beoogd tussen de regeling betreffende de alimentatie en de eventuele andere getroffen regelingen, aldus de Hoge Raad in zijn uitspraak uit 1987. Opmerking verdient dat dit in de lagere rechtspraak ertoe heeft geleid dat verschillend wordt geoordeeld over de vraag wanneer aannemelijk is dat bewust van de wettelijke maatstaven is afgeweken.

Een bij overeenkomst vastgestelde partneralimentatie kan niet wegens grove miskenning van de wettelijke maatstaven worden gewijzigd, indien partijen bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven (HR 15 november 1974, NJ 1976, 122, m.nt. E.A.A. Luijten, HR 23 oktober 1987, NJ 1988, 438, m.nt. E.A.A. Luijten).

 

mw. mr. d. vrolijks (ditte)

familierecht | erfrecht | overeenkomstenrecht

Ditte heeft gestudeerd aan de Open Universiteit Heerlen, afstudeerrichting privaatrecht. Zij is in 2001 als advocaat beëdigd en is vanaf 2008 partner bij Ariëns Advocaten Amersfoort.

 

Bank mag coffeeshophouder zakelijke rekening niet weigeren

Een bank beëindigt de privérekening en de zakelijke rekeningen van een man die een coffeeshop heeft. Dat had niet gemogen, oordeelt het gerechtshof.

De man heeft al decennialang een privérekening bij een bank. Sinds 2003 had hij daar

Benadelingsverbod beschermt bonafide klokkenluider tegen ontbinding arbeidsovereenkomst

Een werknemer werkt als reparateur voor een fietsenproducent. Zijn werkgever vraagt de kantonrechter om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst vanwege ernstig verwijtbaar handelen. De man zou naar collega’s hebben geschreeuwd en gedreigd hebben om

Werknemer niet verplicht loyaliteitsverklaring te ondertekenen

Een werknemer heeft een conflict met zijn werkgever. Alleen als hij een loyaliteitsverklaring ondertekent, kan hij blijven. Het gerechtshof moet oordelen of dit zomaar kan.

Een man is sinds 2007 als technisch manager in dienst bij een instelling die

Wetsvoorstel tegen discriminatie op arbeidsmarkt strandt in Eerste Kamer

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel dat discriminatie op de arbeidsmarkt moet voorkomen op 26 maart 2024 verworpen. Er is twijfel over het effect van de wet en er wordt gevreesd voor te veel regeldruk voor bedrijven.

Het wetsvoorstel ‘Toezicht

Tussenpersoon was vertegenwoordigingsbevoegd

Regelmatig doen bedrijven of instellingen zaken met elkaar via een tussenpersoon of vertegenwoordiger. De vraag is of deze een volmacht heeft om namens een partij op te treden, en of die partij gebonden is aan een overeenkomst die de

Concurrentiebeding wordt ingeperkt

Een concurrentiebeding staat vaak standaard in arbeidsovereenkomsten – zelfs als van bescherming van de concurrentiepositie van het bedrijf geen sprake is. Dat belemmert werknemers om makkelijk over te stappen. Daarom wil de regering de mogelijkheden

Bestuurders niet aansprakelijk voor schade wegens non-conformiteit mondmaskers

Tijdens de coronacrisis aan de Nederlandse Staat geleverde mondmaskers blijken non-conform. De Staat wil dat de leverancier ruim € 43 miljoen terugbetaalt, maar dat gebeurt niet. De Staat stelt de bestuurders van de leverancier aansprakelijk

Verzoek tot wedertewerkstelling afgewezen; beide partijen schuldig aan conflict

Een vrouw werkt al ruim 35 jaar voor een winkel die in handen is van haar broer en zoon. Ze is arbeidsongeschikt en in conflict met haar zoon. Daardoor kan ze niet re-integreren. Ze eist nu in kort geding bij de kantonrechter van de rechtbank

Gedupeerden van mogelijke beleggingsfraude zien vele miljoenen verdampen

Enkele beleggers zien hun bij een vrouw in beheer gegeven miljoenen in rap tempo verdampen, nadat zij is gearresteerd op verdenking van onder meer oplichting. In kort geding eisen zij dat de Staat de vrouw tijdelijk weer laat handelen om de verliezen

Geen vereenzelviging van aandeelhouder met bv

Een leninggever leent een bedrag aan een besloten vennootschap (bv). Hij sluit ook een privélening met de directeur en enig aandeelhouder van deze bv. Bij die privélening wordt geen termijn voor terugbetaling afgesproken. Tegelijkertijd

CONTACTGEGEVENS

Ariëns Advocaten Amersfoort
E info@ariensadvocaten.nl
T (033) 463 77 27
F (033) 461 51 40

Adres
Stadsring 75
3811 HN Amersfoort

Routebeschrijving >>